Bestuurskunde

Article

Autonomie ontrafeld. De casus van de Nederlandse Kinderombudsman

Trefwoorden autonomy, ombudsperson, children’s ombudsman, national ombudsman, Paris Principles
Auteurs Marjolein Bouterse MSc en Dr. Valérie Pattyn
DOI
Auteursinformatie

Marjolein Bouterse MSc
M. Bouterse, MSc werkte na haar studie Bestuurskunde bij de Universiteit Leiden mee aan de Wetsevaluatie Kinderombudsman. Momenteel werkt zij als beleidsonderzoeker bij Regioplan Beleidsonderzoek, waar zij zich focust op arbeidsre-integratie en schuldhulpverlening.

Dr. Valérie Pattyn
Dr. V.E. Pattyn is universitair docent aan het Instituut Bestuurskunde van Universiteit Leiden, en is deeltijds verbonden aan KU Leuven Instituut voor de Overheid. Ze specialiseert zich in thema’s als het gebruik van kennis door overheden, beleidsevaluatie, beleidswerk, beleidsadvisering en beleidscapaciteit.
  • Samenvatting

      A key factor to a well-functioning ombudsman’s office is autonomy, which can also be derived from the public turmoil surrounding the appointment of Dutch Children’s ombudsman in 2016. Organization-wise, the Dutch Children’s ombudsman is embedded within an existing autonomous institution: the National ombudsman. This triggers the question to what extent such nested constructions can guarantee sufficient autonomy. Viewing the statutory and de facto autonomy of the Children’s ombudsman, we find that the autonomy of the Children’s ombudsman depends to a large extent on the position of the National ombudsman and on the relationship between the National ombudsman and the Children’s ombudsman. Our findings point out that it is necessary to determine and codify the degree of autonomy at the start of an ombudsman’s office.

Om de rest van dit artikel te lezen moet u inloggen



Heeft u een registratiecode ontvangen maar nog geen toegang? Activeer dan hier uw code.

Weet u uw wachtwoord niet meer? Nieuw wachtwoord aanvragen.

Kies uw weergave Covers view Covers view